INTERESSANT!


29.Mar.2024 00:02

WAAR KOMT HET VULLIS VANDAAN ?

april 21st, 2014

Volkskrant Bijlage Sir Edmund (Jaargang 1 Nummer 1, p. 16-19) van zaterdag 22 februari 2014 meldde een te verschijnen jubileumeditie van de legendarische schelmenroman "Ik Jan Cremer" ter gelegenheid van het feit dat dit boek in 1964 was verschenen. Onderaan het artikel getiteld "Het succes van Ik, Jan Cremer ligt in de stijl" wordt gemeld dat deze editie voorzien zou zijn van een inleiding van de hand van Paul Scheffer. Dat is interessant.

Midden jaren zeventig was ik, omdat ik goed kon typen (10 vinger blind-systeem Scheidegger) studenten-assistent van toen ‘gewoon hoogleraar in de wijsgerige ethiek te Nijmegen en buitengewoon hoogleraar te Utrecht in de systematische wijsbegeerte en de geschiedenis van de moderne en hedendaagse wijsbegeerte’ Ad Peperzak (1929), een wat bizarre, uiterst erudiete Jezuïet die tig talen beheerste. Een andere studenten-assistent was de (toen) linkse kroegtijger en ultiem debater Paul Scheffer. Met hem en nog een student -waar ik de naam even niet meer van weet- ploegden we vele edities Hegel door.
Scheffer en die andere maat ontleedde taalkundig het filosofische werk  ‘Phänomenologie des Geistes’ (Fenomenologie van de geest) uit 1807, maar ook de latere -bijgewerkte- drukken. En geloof het of niet, maar voor mij werd speciaal uit Italië een Olivetti met een hele brede wagen aangesleept om die ontlede zinnen uit te typen. Die werden dan op microfilm gezet en vertoond voor de studenten tijdens de colleges van de professor. Omdat Scheffer regelmatig mijn typ ijver niet kon bijhouden verzocht Ad mij om ook de zorg over zijn papyrusplanten op zijn werkkamer er bij te nemen. Een secuur werkje bestaande uit watergeven, snoeien en stekken. Papyrusplanten kun je heel eenvoudig stekken door het bovenste stuk met de bladen af te knippen, de bladen in te korten tot een soort mislukte parasol en omgekeerd in een melkfles met water te zetten. De worteltjes groeien er na een paar weken vanzelf aan. Men neme de handel weer uit de fles en poot de boel in een potje met aarde en klaar is kees. Ad had er zoveel staan dat ik een forse taak had aan het afknippen van omver gevallen of afgeknakte stukken papyrusplant. Binnen no time hadden al mijn medestudenten ook de hele kamer vol met deze planten, die alleen groen blad geven en dus eigenlijk fucking saai zijn. Maar dit terzijde.

Onlangs, tijdens mijn verblijf in de USA, kreeg ik een email van Ben Giezenaar met een attachment uit de Volkskrant van 7 maart 2014, getiteld ‘Lofdicht’ van de schrijver/columnist Peter Buwalda.  En dat gaat over die jubileumeditie, maar over een inleiding wordt niet meer gerept.

jancremer

In een stukje over de jubileumherdruk van Ik Jan Cremer 1 vraagt de schrijver/auteur Buwalda zich af wanneer Cremer het mooie het mooie poëem heeft toegevoegd aan zijn boek, in de veronderstelling dat Jan de bedenker was. En ofschoon Jan graag met potjeslatijn pronkte (vergelijk ook zijn uitspraak: "non blatera…" etc) moet toch getwijfeld worden of hij de bedenker van het mooie poëem was. Van een regelmatige correspondentie met Van Het Reve was volgens mij geen sprake, hoogstens met Hermans, die ook geciteerd wordt in Ik Jan Cremer op de schutpagina.

Indertijd was ik eens aan het logeren bij Oltmans -boezemvriend van Jan, althans volgens Oltmans zelf- en vroegen wij ons af of het hoge aantal drukken wel echt was. Ik nam mij voor om er een weddenschap van te maken om te onderzoeken of al die drukken van die opsnijder wel bestonden. Ofschoon niet helemaal compleet kan ik toch stellen dat ik een uitgebreide collectie drukken heb opgebouwd, maar de vermeende 55 drukken heb ik nog steeds niet compleet. Dat is interessant en kennelijk ook best uniek want onlangs kwam een documentairemaker nog bij mij langs om e.e.a. te verifiëren. De schrijver zelf heeft kennelijk ook niet alle drukken. Ergo recentelijk verkocht hij uit eigen collectie weer een aantal drukken. Hoeveel is dan zo’n druk? Net als bij een gouden plaat zoveel stuks of wordt er bijgedrukt als de laatste druk weer op is? Bovendien past het opscheppen met tig drukken natuurlijk ook perfect bij de opschepperij van Cremer (zelfs als het allemaal waar is).
Gaat het echt om miljoenen boeken? Ik heb nergens exacte aantallen per druk kunnen vinden, behalve een uitspraak van het Letterkundig Museum als zou de eerste druk 5000 stuks zijn geweest en dat het inmiddels ruim 12 miljoen exemplaren betreft. 
In die wetenschap verzocht Ben mij om een oplossing voor het raadsel van Buwalda.
Het gaat om het navolgende citaat: “Ik probeerde Brigitte om te vormen maar ze verdomde het. Ik gaf haar een boekje van Mulisch om te lezen, maar ze smeet het me om de oren, nadat ze urenlang moeizaam spellend bezig was geweest zich door de eerste hoofdstukken heen te baggeren, steeds vroeg me wat is dat en wat betekent dat […] en op het laatst schreeuwde ze tegen me: `dat vin je mooi, hè, vuile viezerik, die vuile rotzooi, die geile stronttroep, met negers naaien, hè¨. Die vullis van die Mulisch mot ik niet! maar daartegen kon ze wel urenlang zoet zijn met het lezen van Lord Listers en Tarzanboekjes.” (42e druk, pocketuitgave blz. 220)

In 1979 verschijnt de 39e druk, een gewone paperback, 343 pagina’s, hier is wordt in hoofdstuk 102 op p.221 nog geen melding gemaakt van de gewraakte Vullis zin.
In 1980 verschijnt de 40e druk, een gebonden versie 363 pagina’s dik. Cremer gaat schuiven met de hoofdstukken (delen) in alle tussenhoofdstukken. Waarom is mij niet echt duidelijk. Het zou eigenlijk aan Jan gevraagd moeten worden.
Deel "I.Q. 133 Geeft Acht" sneuvelt om niet meer terug te keren. In dit deel ressorteerde hoofdstuk 102 met de scene waarin de vriendin Brigitte figureert die door Jan wordt aangezet om Mulisch te lezen. Het betreft het in 1956 verschenen boek ‘Het Zwarte Licht’. I.Q. wordt vervangen door een nieuw deel getiteld "Algerijns Dagboek", samengesteld uit hoofdstukken gesorteerd uit eerdere en latere delen. De scene verschuift in een verbeterde en uitgebreidere versie naar hoofdstuk 91 met nu de toevoeging ‘Vullis van die Mulisch’.
Ook in de drie daaropvolgende delen wordt met de hoofdstukken geschoven.
Het deel met de vriendinnen (hoeren?, hoezo?) wordt ingekort kwa hoofdstukken.
Deel Operatie Kogelwond uitgebreid en ook het laatste deel krijgt er een hoofdstuk bijgeschoven.
Uiteindelijk om toch weer merkwaardig genoeg te eindigen met hoofdstuk 145.

Een vergelijking tussen diverse drukken:

Derde druk (343 pagina’s, mei 1964)
Iene Miene Mutte, hoofdstukken 1-21
Op Zoek naar Arthur Rimbaud, 22-50
3 Uur op 3 Uur Af, 51-67
Mondo Cane (1940-  ), 68-78
I.Q. 133 Geeft Acht!, 79-104

Tabi Nora Sophia Josephine Judith Alegrina Pascale Dalida 105-130
Operatie Kogelwond, 131-137
Here I Am Out Of Arena, 138-145

Veertigste druk (363 pagina’s, september 1980)
Iene Miene Mutte, hoofdstukken 1-20
Op Zoek naar Arthur Rimbaud, 21-49
3 Uur op 3 Uur Af, 50-65
Mondo Cane (1940-  ), 66-75
Algerijns Dagboek, 76-103 (hoofdstuk 91 met Vullis..)
Tabi Nora Sophia Josephine Judith Alegrina Pascale Dalida 104-127
Operatie Kogelwond, 128-136
Here I Am Out Of Arena, 137-145
Vijftigste druk (363 pagina’s, 20 april 2000)
Iene Miene Mutte, hoofdstukken 1-20
Op Zoek naar Arthur Rimbaud, 21-49

3 Uur op 3 Uur Af, 50-65
Mondo Cane (1940-  ), 66-75
Algerijns Dagboek,76-103 (hoofdstuk 91 met Vullis..)
Tabi Nora Sophia Josephine Judith Alegrina Pascale Dalida 104-127
Operatie Kogelwond, 128-136
Here I Am Out Of Arena, 137-145

54e druk (392 pagina’s, uitgave AD oktober 2010)
Iene Miene Mutte, hoofdstukken 1-20
Op Zoek naar Arthur Rimbaud, 21-38
I.Q. 133 Geeft Acht!, 39-49
3 Uur op 3 Uur Af, 50-65
Mondo Cane (1940-  ), 66-75
Algerijns Dagboek, 76-103 (hoofdstuk 102 is nu 91 geworden)
Tabi Nora Sophia Josephine Judith Alegrina Pascale Dalida 104-127
Operatie Kogelwond, 128-136
Here I Am Out Of Arena, 137-145

CREMER, JAN, Ik Jan Cremld (geen typefout!), Amsterdam, De Bezige Bij, maart 2014. Gouden Jubileum Uitgave; Een halve eeuw.
55e druk Jubileum Uitgave, 391 p. +8 p. coverfoto’s van buitenlandse edities. ISBN 978 90 234 8559 9
Gewijzigde cover en achterzijde lay-out.
Paginering verschilt 2 pagina’s t.o.v. 54e druk.
Tekst en bladspiegel is identiek aan de 54e druk
Aangekondigd door De Bezige Bij als “met Inleiding door Paul Scheffer”, maar dat is er niet van gekomen.
Waarom is er aan de cover geknoeid? Waarom staat er Cremld?

In de oudste bron, een televisie-interview voor de BRT uit 1975 maakte Reve schouderophalend een van zijn favoriete uitspraken en publiek: ‘Mullis is vullis. Nee Reve, dat is pas leven!’
De twee schrijvers zijn ook later nooit vrienden geworden. Aanvang jaren 80 maakte Bob Polak in Propria Cures de variant: Bestrijd het leed dat Mulisch heet.
Jaap Goedegebuure concludeert in ‘Nederlandse literatuur 1960-1988’ (De Arbeiderspers, Amsterdam 1989): "Alleen het door Cremer gepatenteerde rijm ‘Mullis / vullis’ is niet door Wolkers maar door Reve in licentie genomen." Niks Cremer dus (so far).
Er moet dus in 1980 aanleiding geweest om Mulisch te kakken te zetten.
Eigenlijk is de enige betrouwbare bron de dame in kwestie zelve, die zou er bij geweest moeten zijn. In de geïllustreerde versie van Ik Jan Cremer treffen we een foto aan uit 1956 met Brigitte, zij was het middelpunt van de scene, zij zou kunnen bewijzen dat reeds in 1956 Cremer niks met Mulisch had.

bbij1
bbij2
misschien inmiddels vervallen of gewijzigd

Naschrift:
Omdat de website van De Bezige Bij niet veranderd werd, bestelde ik de jubileumeditie nog een keer bij een serieuze boekhandel. Jazeker, die bestaan nog, niet alles is door Prullaris opgekocht! Oosterboekhandel J Amesz aan de Avenue Concordia (”Kralings middelpunt voor boeken op elk gebied") is er zo een als sinds 1886. Daar werken aardige en behulpzame mensen. Ik legde de verkoopster het geval uit. Ze beloofde voor het weekeinde persoonlijk terug te bellen. En zo geschiedde. De verkoopster had naar eigen zeggen ”echt een prima relatie met De Bij", maar ze moest toegeven dat dit een raar geval was. "De afdeling verkoop vertelde mij dat het verhaal van Scheffer er niet was ingekomen omdat de schrijver inmiddels gebrouilleerd was met De Bij, alleen was het mij nu onduidelijk over welke schrijver het nu gaat, maar dat kon men mij ook niet zeggen". Wederom werd aangezegd dat de betreffende website pagina aangepast zou worden.
Nou kan ik mij bedenken dat Cremer e.e.a. zelf heeft laten schrappen.
Ten eerste omdat Cremer niks met ‘linkse intellectuelen’ heeft. Maar ten tweede omdat er natuurlijk in de traditie van de recalcitrante provocateur Cremer zelf nooit sprake kan geweest zijn van geschrapte passages.
Het betreft hier passages die De Bezige Bij klup niet pruimde om welke reden dan ook. Oorspronkelijk zou de jubileumeditie voorzien zijn van een sticker "ongecensureerde editie", terwijl Scheffer kennelijk uitlegt wat er geschrapt is. Op die manier staat Cremer als autonoom kunstenaar natuurlijk een beetje voor aap 50 jaar na dato.
En op pagina 20 van de Voorjaar 2014 website wordt Ik Jan Cremer 2 aangekondigd, ben benieuwd. Overigens staan noch deel 1 nog deel 2 in het release schema van De Bezige Bij.