FILATELIE |
filatelie (v.)[<Fr.philatélie], 1 (veroud.) kennis van het postzegelwezen of van bep. aspecten daarvan; 2 liefhebberij voor -, het verzamelen van postzegels. |
Over de definitie van het woord filatelie op pagina 841 van van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal (12e herz. druk) uit 1992 valt best een en ander op te merken.
Ten eerste natuurlijk over de herkomst van het woord.
Er staat dan wel in het woordenboek een verwijzing naar het Franse woord, maar het woord zelf is weer samengesteld uit de Griekse woorden philos (=vriend) en ateleia (= vrijstelling van belasting). Het woord is gevormd naar aanleiding van het feit dat de postzegel de ontvanger van een brief ontheft van de plicht om de kosten te betalen.
Wist U dat?
Ten tweede dat elk woord dat met ph begon iets deftigs heeft. Ergens einde vorige eeuw heeft iemand bedacht dat dat wel even door een f vervangen kon worden. En misschien is daarom (en toen) wel de tanende belangstelling voor de postzegel in Nederland begonnen.
Ik heb mij laten wijsmaken dat er nauwelijks andere interessante talen zijn die het woord philatelie in filatelie hebben gewijzigd. En om de een of andere taalunie-technische of koloniale reden heeft België zich jammer genoeg ook in deze gekkigheid geschikt. Maar vooruit, we zijn geen Gandhi.